141
-
strong verb "zwemmen"
Irregular verbs, overview
Strong verb:
Conjugation:
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief
OTT / Present
ik zwem
jij zwemt
hij zwemt
wij zwemmen
jullie zwemmen
zij zwemmen
OVT / Past
ik zwom
jij zwom
hij zwom
wij zwommen
jullie zwommen
zij zwommen
OTTT / Future I
ik zal zwemmen
jij zult zwemmen
hij zal zwemmen
wij zullen zwemmen
jullie zullen zwemmen
zij zullen zwemmen
VTT / Present Perfect
ik heb gezwommen
jij hebt gezwommen
hij heeft gezwommen
wij hebben gezwommen
jullie hebben gezwommen
zij hebben gezwommen
VVT / Past Perfect
ik had gezwommen
jij had gezwommen
hij had gezwommen
wij hadden gezwommen
jullie hadden gezwommen
zij hadden gezwommen
VTTT / Future II
ik zal gezwommen hebben
jij zult gezwommen hebben
hij zal gezwommen hebben
wij zullen gezwommen hebben
jullie zullen gezwommen hebben
zij zullen gezwommen hebben
Conditionalis
OVTT / Conditional I
ik zou zwemmen
jij zou zwemmen
hij zou zwemmen
wij zouden zwemmen
jullie zouden zwemmen
zij zouden zwemmen
VVTT / Conditional II
ik zou gezwommen hebben
jij zou gezwommen hebben
hij zou gezwommen hebben
wij zouden gezwommen hebben
jullie zouden gezwommen hebben
zij zouden gezwommen hebben
Imperatief
Deelwoord / Participle
Onvoltooid / Present Participle
zwemmend
Voltooid / Past Participle
gezwommen
Zelfstandig naamwoord