92
-
strong verb "schrikken"
Irregular verbs, overview
Strong verb:
Conjugation:
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief
OTT / Present
ik schrik
jij schrikt
hij schrikt
wij schrikken
jullie schrikken
zij schrikken
OVT / Past
ik schrok
jij schrok
hij schrok
wij schrokken
jullie schrokken
zij schrokken
OTTT / Future I
ik zal schrikken
jij zult schrikken
hij zal schrikken
wij zullen schrikken
jullie zullen schrikken
zij zullen schrikken
VTT / Present Perfect
ik ben geschrokken
jij bent geschrokken
hij is geschrokken
wij zijn geschrokken
jullie zijn geschrokken
zij zijn geschrokken
VVT / Past Perfect
ik was geschrokken
jij was geschrokken
hij was geschrokken
wij waren geschrokken
jullie waren geschrokken
zij waren geschrokken
VTTT / Future II
ik zal geschrokken zijn
jij zult geschrokken zijn
hij zal geschrokken zijn
wij zullen geschrokken zijn
jullie zullen geschrokken zijn
zij zullen geschrokken zijn
Conditionalis
OVTT / Conditional I
ik zou schrikken
jij zou schrikken
hij zou schrikken
wij zouden schrikken
jullie zouden schrikken
zij zouden schrikken
VVTT / Conditional II
ik zou geschrokken zijn
jij zou geschrokken zijn
hij zou geschrokken zijn
wij zouden geschrokken zijn
jullie zouden geschrokken zijn
zij zouden geschrokken zijn
Imperatief
Deelwoord / Participle
Onvoltooid / Present Participle
schrikkend
Voltooid / Past Participle
geschrokken
Zelfstandig naamwoord