Verbtime, Verb Table Dutch

  General Information
  Regular verbs
  Verb-irregularities
  Irregular verbs
  Appendix
34
-
strong verb "blinken"

Irregular verbs, overview


Strong verb:
i-o-o (#3a): blinken, blonk, geblonken
Conjugation:
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief

OTT / Present
ik blink
jij blinkt
hij blinkt
wij blinken
jullie blinken
zij blinken
OVT / Past
ik blonk
jij blonk
hij blonk
wij blonken
jullie blonken
zij blonken
OTTT / Future I
ik zal blinken
jij zult blinken
hij zal blinken
wij zullen blinken
jullie zullen blinken
zij zullen blinken
VTT / Present Perfect
ik heb geblonken
jij hebt geblonken
hij heeft geblonken
wij hebben geblonken
jullie hebben geblonken
zij hebben geblonken
VVT / Past Perfect
ik had geblonken
jij had geblonken
hij had geblonken
wij hadden geblonken
jullie hadden geblonken
zij hadden geblonken
VTTT / Future II
ik zal geblonken hebben
jij zult geblonken hebben
hij zal geblonken hebben
wij zullen geblonken hebben
jullie zullen geblonken hebben
zij zullen geblonken hebben
Conditionalis

OVTT / Conditional I
ik zou blinken
jij zou blinken
hij zou blinken
wij zouden blinken
jullie zouden blinken
zij zouden blinken
VVTT / Conditional II
ik zou geblonken hebben
jij zou geblonken hebben
hij zou geblonken hebben
wij zouden geblonken hebben
jullie zouden geblonken hebben
zij zouden geblonken hebben
Imperatief

blink / blinkt u
Deelwoord / Participle

Onvoltooid / Present Participle
blinkend
Voltooid / Past Participle
geblonken
Zelfstandig naamwoord

het blinken


Support:
Webmaster:
support@verbtime.com
webmaster@verbtime.com
Copyright © Helmut Bischoff 2005-2024. All rights reserved
 
Copyright H.Bischoff 2005-2024. All rights reserved