41
-
strong verb "dringen"
Strong verb:
i-o-o (#3a): dringen, drong, gedrongen
Conjugation:
-
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief
OTT / Present
ik dring
jij dringt
hij dringt
wij dringen
jullie dringen
zij dringen
OVT / Past
ik drong
jij drong
hij drong
wij drongen
jullie drongen
zij drongen
OTTT / Future I
ik zal dringen
jij zult dringen
hij zal dringen
wij zullen dringen
jullie zullen dringen
zij zullen dringen
VTT / Present Perfect
ik heb gedrongen
jij hebt gedrongen
hij heeft gedrongen
wij hebben gedrongen
jullie hebben gedrongen
zij hebben gedrongen
VVT / Past Perfect
ik had gedrongen
jij had gedrongen
hij had gedrongen
wij hadden gedrongen
jullie hadden gedrongen
zij hadden gedrongen
VTTT / Future II
ik zal gedrongen hebben
jij zult gedrongen hebben
hij zal gedrongen hebben
wij zullen gedrongen hebben
jullie zullen gedrongen hebben
zij zullen gedrongen hebben
Conditionalis
OVTT / Conditional I
ik zou dringen
jij zou dringen
hij zou dringen
wij zouden dringen
jullie zouden dringen
zij zouden dringen
VVTT / Conditional II
ik zou gedrongen hebben
jij zou gedrongen hebben
hij zou gedrongen hebben
wij zouden gedrongen hebben
jullie zouden gedrongen hebben
zij zouden gedrongen hebben
Imperatief
dring / dringt u
Deelwoord / Participle
Onvoltooid / Present Participle
dringend
Voltooid / Past Participle
gedrongen
Zelfstandig naamwoord
het dringen