107
-
strong verb "treffen"
Strong verb:
e-o-o (#3b): treffen, trof, getroffen
Conjugation:
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief
OTT / Present
ik tref
jij treft
hij treft
wij treffen
jullie treffen
zij treffen
OVT / Past
ik trof
jij trof
hij trof
wij troffen
jullie troffen
zij troffen
OTTT / Future I
ik zal treffen
jij zult treffen
hij zal treffen
wij zullen treffen
jullie zullen treffen
zij zullen treffen
VTT / Present Perfect
ik heb getroffen
jij hebt getroffen
hij heeft getroffen
wij hebben getroffen
jullie hebben getroffen
zij hebben getroffen
VVT / Past Perfect
ik had getroffen
jij had getroffen
hij had getroffen
wij hadden getroffen
jullie hadden getroffen
zij hadden getroffen
VTTT / Future II
ik zal getroffen hebben
jij zult getroffen hebben
hij zal getroffen hebben
wij zullen getroffen hebben
jullie zullen getroffen hebben
zij zullen getroffen hebben
Conditionalis
OVTT / Conditional I
ik zou treffen
jij zou treffen
hij zou treffen
wij zouden treffen
jullie zouden treffen
zij zouden treffen
VVTT / Conditional II
ik zou getroffen hebben
jij zou getroffen hebben
hij zou getroffen hebben
wij zouden getroffen hebben
jullie zouden getroffen hebben
zij zouden getroffen hebben
Imperatief
tref / treft u
Deelwoord / Participle
Onvoltooid / Present Participle
treffend
Voltooid / Past Participle
getroffen
Zelfstandig naamwoord
het treffen