99
-
strong verb "spreken"
Irregular verbs, overview
Strong verb:
Conjugation:
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief
OTT / Present
ik spreek
jij spreekt
hij spreekt
wij spreken
jullie spreken
zij spreken
OVT / Past
ik sprak
jij sprak
hij sprak
wij spraken
jullie spraken
zij spraken
OTTT / Future I
ik zal spreken
jij zult spreken
hij zal spreken
wij zullen spreken
jullie zullen spreken
zij zullen spreken
VTT / Present Perfect
ik heb gesproken
jij hebt gesproken
hij heeft gesproken
wij hebben gesproken
jullie hebben gesproken
zij hebben gesproken
VVT / Past Perfect
ik had gesproken
jij had gesproken
hij had gesproken
wij hadden gesproken
jullie hadden gesproken
zij hadden gesproken
VTTT / Future II
ik zal gesproken hebben
jij zult gesproken hebben
hij zal gesproken hebben
wij zullen gesproken hebben
jullie zullen gesproken hebben
zij zullen gesproken hebben
Conditionalis
OVTT / Conditional I
ik zou spreken
jij zou spreken
hij zou spreken
wij zouden spreken
jullie zouden spreken
zij zouden spreken
VVTT / Conditional II
ik zou gesproken hebben
jij zou gesproken hebben
hij zou gesproken hebben
wij zouden gesproken hebben
jullie zouden gesproken hebben
zij zouden gesproken hebben
Imperatief
Deelwoord / Participle
Onvoltooid / Present Participle
sprekend
Voltooid / Past Participle
gesproken
Zelfstandig naamwoord