Irregular verbs, overview
Weak verb:
leggen
Conjugation:
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief
OTT / Present
ik leg
jij legt
hij legt
wij leggen
jullie leggen
zij leggen
OVT / Past
ik legde
jij legde
hij legde
wij legden
jullie legden
zij legden
OTTT / Future I
ik zal leggen
jij zult leggen
hij zal leggen
wij zullen leggen
jullie zullen leggen
zij zullen leggen
VTT / Present Perfect
ik heb gelegd
jij hebt gelegd
hij heeft gelegd
wij hebben gelegd
jullie hebben gelegd
zij hebben gelegd
VVT / Past Perfect
ik had gelegd
jij had gelegd
hij had gelegd
wij hadden gelegd
jullie hadden gelegd
zij hadden gelegd
VTTT / Future II
ik zal gelegd hebben
jij zult gelegd hebben
hij zal gelegd hebben
wij zullen gelegd hebben
jullie zullen gelegd hebben
zij zullen gelegd hebben
Conditionalis
OVTT / Conditional I
ik zou leggen
jij zou leggen
hij zou leggen
wij zouden leggen
jullie zouden leggen
zij zouden leggen
VVTT / Conditional II
ik zou gelegd hebben
jij zou gelegd hebben
hij zou gelegd hebben
wij zouden gelegd hebben
jullie zouden gelegd hebben
zij zouden gelegd hebben
Imperatief
Deelwoord / Participle
Onvoltooid / Present Participle
leggend
Voltooid / Past Participle
gelegd
Zelfstandig naamwoord