Irregular verbs, overview
Strong verb:
Conjugation:
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief
OTT / Present
ik geef
jij geeft
hij geeft
wij geven
jullie geven
zij geven
OVT / Past
ik gaf
jij gaf
hij gaf
wij gaven
jullie gaven
zij gaven
OTTT / Future I
ik zal geven
jij zult geven
hij zal geven
wij zullen geven
jullie zullen geven
zij zullen geven
VTT / Present Perfect
ik heb gegeven
jij hebt gegeven
hij heeft gegeven
wij hebben gegeven
jullie hebben gegeven
zij hebben gegeven
VVT / Past Perfect
ik had gegeven
jij had gegeven
hij had gegeven
wij hadden gegeven
jullie hadden gegeven
zij hadden gegeven
VTTT / Future II
ik zal gegeven hebben
jij zult gegeven hebben
hij zal gegeven hebben
wij zullen gegeven hebben
jullie zullen gegeven hebben
zij zullen gegeven hebben
Conditionalis
OVTT / Conditional I
ik zou geven
jij zou geven
hij zou geven
wij zouden geven
jullie zouden geven
zij zouden geven
VVTT / Conditional II
ik zou gegeven hebben
jij zou gegeven hebben
hij zou gegeven hebben
wij zouden gegeven hebben
jullie zouden gegeven hebben
zij zouden gegeven hebben
Imperatief
Deelwoord / Participle
Onvoltooid / Present Participle
gevend
Voltooid / Past Participle
gegeven
Zelfstandig naamwoord