35
-
strong verb "breken"
Irregular verbs, overview
Strong verb:
Conjugation:
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief
OTT / Present
ik breek
jij breekt
hij breekt
wij breken
jullie breken
zij breken
OVT / Past
ik brak
jij brak
hij brak
wij braken
jullie braken
zij braken
OTTT / Future I
ik zal breken
jij zult breken
hij zal breken
wij zullen breken
jullie zullen breken
zij zullen breken
VTT / Present Perfect
ik heb gebroken
jij hebt gebroken
hij heeft gebroken
wij hebben gebroken
jullie hebben gebroken
zij hebben gebroken
VVT / Past Perfect
ik had gebroken
jij had gebroken
hij had gebroken
wij hadden gebroken
jullie hadden gebroken
zij hadden gebroken
VTTT / Future II
ik zal gebroken hebben
jij zult gebroken hebben
hij zal gebroken hebben
wij zullen gebroken hebben
jullie zullen gebroken hebben
zij zullen gebroken hebben
Conditionalis
OVTT / Conditional I
ik zou breken
jij zou breken
hij zou breken
wij zouden breken
jullie zouden breken
zij zouden breken
VVTT / Conditional II
ik zou gebroken hebben
jij zou gebroken hebben
hij zou gebroken hebben
wij zouden gebroken hebben
jullie zouden gebroken hebben
zij zouden gebroken hebben
Imperatief
Deelwoord / Participle
Onvoltooid / Present Participle
brekend
Voltooid / Past Participle
gebroken
Zelfstandig naamwoord