106
-
strong verb "treden"
Irregular verbs, overview
Strong verb:
Conjugation:
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief
OTT / Present
ik treed
jij treedt
hij treedt
wij treden
jullie treden
zij treden
OVT / Past
ik trad
jij trad
hij trad
wij traden
jullie traden
zij traden
OTTT / Future I
ik zal treden
jij zult treden
hij zal treden
wij zullen treden
jullie zullen treden
zij zullen treden
VTT / Present Perfect
ik heb getreden
jij hebt getreden
hij heeft getreden
wij hebben getreden
jullie hebben getreden
zij hebben getreden
VVT / Past Perfect
ik had getreden
jij had getreden
hij had getreden
wij hadden getreden
jullie hadden getreden
zij hadden getreden
VTTT / Future II
ik zal getreden hebben
jij zult getreden hebben
hij zal getreden hebben
wij zullen getreden hebben
jullie zullen getreden hebben
zij zullen getreden hebben
Conditionalis
OVTT / Conditional I
ik zou treden
jij zou treden
hij zou treden
wij zouden treden
jullie zouden treden
zij zouden treden
VVTT / Conditional II
ik zou getreden hebben
jij zou getreden hebben
hij zou getreden hebben
wij zouden getreden hebben
jullie zouden getreden hebben
zij zouden getreden hebben
Imperatief
Deelwoord / Participle
Onvoltooid / Present Participle
tredend
Voltooid / Past Participle
getreden
Zelfstandig naamwoord