Verbtime, Verb Table Dutch

  General Information
  Regular verbs
  Verb-irregularities
  Irregular verbs
  Appendix
100
-
strong verb "springen"

Irregular verbs, overview


Strong verb:
i-o-o (#3a): springen, sprong, gesprongen
Conjugation:
-
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief

OTT / Present
ik spring
jij springt
hij springt
wij springen
jullie springen
zij springen
OVT / Past
ik sprong
jij sprong
hij sprong
wij sprongen
jullie sprongen
zij sprongen
OTTT / Future I
ik zal springen
jij zult springen
hij zal springen
wij zullen springen
jullie zullen springen
zij zullen springen
VTT / Present Perfect
ik heb gesprongen
jij hebt gesprongen
hij heeft gesprongen
wij hebben gesprongen
jullie hebben gesprongen
zij hebben gesprongen
VVT / Past Perfect
ik had gesprongen
jij had gesprongen
hij had gesprongen
wij hadden gesprongen
jullie hadden gesprongen
zij hadden gesprongen
VTTT / Future II
ik zal gesprongen hebben
jij zult gesprongen hebben
hij zal gesprongen hebben
wij zullen gesprongen hebben
jullie zullen gesprongen hebben
zij zullen gesprongen hebben
Conditionalis

OVTT / Conditional I
ik zou springen
jij zou springen
hij zou springen
wij zouden springen
jullie zouden springen
zij zouden springen
VVTT / Conditional II
ik zou gesprongen hebben
jij zou gesprongen hebben
hij zou gesprongen hebben
wij zouden gesprongen hebben
jullie zouden gesprongen hebben
zij zouden gesprongen hebben
Imperatief

spring / springt u
Deelwoord / Participle

Onvoltooid / Present Participle
springend
Voltooid / Past Participle
gesprongen
Zelfstandig naamwoord

het springen


Support:
Webmaster:
support@verbtime.com
webmaster@verbtime.com
Copyright © Helmut Bischoff 2005-2024. All rights reserved
 
Copyright H.Bischoff 2005-2024. All rights reserved