95
-
strong verb "slapen"
Irregular verbs, overview
Strong verb:
Conjugation:
Irregular:
-
Particularities:
-
Indicatief
OTT / Present
ik slaap
jij slaapt
hij slaapt
wij slapen
jullie slapen
zij slapen
OVT / Past
ik sliep
jij sliep
hij sliep
wij sliepen
jullie sliepen
zij sliepen
OTTT / Future I
ik zal slapen
jij zult slapen
hij zal slapen
wij zullen slapen
jullie zullen slapen
zij zullen slapen
VTT / Present Perfect
ik heb geslapen
jij hebt geslapen
hij heeft geslapen
wij hebben geslapen
jullie hebben geslapen
zij hebben geslapen
VVT / Past Perfect
ik had geslapen
jij had geslapen
hij had geslapen
wij hadden geslapen
jullie hadden geslapen
zij hadden geslapen
VTTT / Future II
ik zal geslapen hebben
jij zult geslapen hebben
hij zal geslapen hebben
wij zullen geslapen hebben
jullie zullen geslapen hebben
zij zullen geslapen hebben
Conditionalis
OVTT / Conditional I
ik zou slapen
jij zou slapen
hij zou slapen
wij zouden slapen
jullie zouden slapen
zij zouden slapen
VVTT / Conditional II
ik zou geslapen hebben
jij zou geslapen hebben
hij zou geslapen hebben
wij zouden geslapen hebben
jullie zouden geslapen hebben
zij zouden geslapen hebben
Imperatief
Deelwoord / Participle
Onvoltooid / Present Participle
slapend
Voltooid / Past Participle
geslapen
Zelfstandig naamwoord